Neen, u dient er wel voor te zorgen dat het stof afgezogen wordt en dat u de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen draagt, zoals o.a. een goed stofmasker. Raadpleeg hiervoor de algemene veiligheidsmaatregelen op pagina 5 van deze folder.
Neen, hiervoor kan u de gangbare hardmetalen (cirkel)zaagbladen gebruiken, die ook geschikt zijn voor het verzagen van vezelcementplaten.
De installatierichtlijnen kan u terugvinden vanaf pagina 5 in deze folder.
Wij adviseren geen hout of andere brandbare materialen toe te passen.
Wij adviseren om PROMAFOUR® platen met een minimumdikte van 18 mm toe te passen als u de omkasting wil betegelen.
Uw PROMAFOUR® omkasting kunt u voorzien van een vliesbehang, hittebestendig behangpapier of een verf. Na voorbehandeling met een dubbele laag PROMAFOUR®-PRIMER is een alkalibestendige silicaatverf hiervoor het meest geschikt.
Wij raden dit af. Staal zet ca. 1 mm per meter uit bij een temperatuur van 100°C, wat een nadelige invloed heeft op de stabiliteit van de constructie. Deze vervorming en werking van het staal heeft ook een nadelige invloed op de kwaliteit van de afwerking, omdat zij scheurvorming in de afwerklaag veroorzaakt. Deze scheurvorming ontstaat door een verschil in werking van de plaat en de ondergrond waarop zij gemonteerd is.
Nee. Het gebruik van hout moet in deze toepassing vermeden worden.
Voorzie voldoende ventilatieopeningen in de onder- en bovenzijde van de omkasting in functie van het vermogen van de haard of kachel. De temperatuur in de omkasting moet voldoende laag blijven, zodat er geen scheuren in de afwerking ontstaan. Voorzie ook een minimum 5mm speling tussen de omkasting en de kachel of haard.
PROMAFOUR® platen Onbrandbare bouwplaat op basis van calciumsilicaat en cement, bestand tegen maximumtemperaturen tot 1000°C. Robuuste, mechanisch sterke plaat met afmetingen 1250 x 2500 of 1250 x 3000mm (b x l), voor een snelle en eenvoudige montage.
PROMAFOUR®-STUDS Onbrandbare, op maat gezaagde profielen in hetzelfde materiaal als de PROMAFOUR® plaat. Verkrijgbaar in standaardafmetingen van 48 x 2500 x 18mm, 48 x 3000 x 18mm, 68 x 2500 x 18mm en 68 x 3000 x 18mm.
PROMASIL®-1000L platen Onbrandbare, lichte isolatieplaat op basis van calciumsilicaat met uitstekende isolerende eigenschappen en bestand tegen maximumtemperaturen tot 1000°C. De homogene en stabiele calciumsilicaatstructuur garandeert de beste thermische en mechanische eigenschappen. Verkrijgbaar in afmetingen van 1200 x 2500 mm met dikte 25, 30, 40, 50 en 60mm. Bestemd voor het isoleren en beschermen van de achterwand om oververhitting en/of brand te voorkomen. Tevens beperkt deze plaat het energieverlies naar buiten of naar achterliggende ruimtes.
DALFRATHERM®-1200 ULS dekens Hittebestendige, flexibele isolatiematten op basis van aardalkalisilicaatvezels. DALFRATHERM®-1200 ULS dekens hebben een classificatietemperatuur van 1200°C en zijn geschikt voor continu gebruik bij temperaturen tot 1050°C in zuivere oxiderende atmosferen. Bestemd voor het isoleren van rookgaskanalen.
PROMAFOUR®-GLUE 1000 Onbrandbare, hittebestendige silicaatlijm, bestand tegen maximumtemperaturen tot 1000°C. Voor het verlijmen van PROMAFOUR® en PROMASIL®-1000L platen en DALFRATHERM®-1200 ULS dekens. Verkrijgbaar in patronen van 310 ml en emmers van 1,5 of 15 kg.
PROMAFOUR®-HT JOINTFILLER Plamuur op basis van klei en een anorganisch bindmiddel, bestand tegen maximumtemperaturen tot 1000°C. Speciaal ontwikkeld voor het voegen en egaliseren van PROMAFOUR® platen. Beschikbaar in patronen van 500 gr en zakken van 1,5 kg.
PROMAFOUR®-PRIMER Onbrandbare, dampdoorlatende grondverf op basis van vloeibare kaliumsilicaten en een beperkt aantal organische additieven. Beschikbaar in blikken van 3 l.
PROMAFOUR®-L-profielen Twee PROMAFOUR®-STUDS in de lengte tegen elkaar bevestigd in een rechte hoek en gefixeerd met PROMAFOUR®-GLUE 1000 en nieten.
Veiligheid en betrouwbaarheid De materialen waaruit uw omkasting is opgebouwd moeten gedurende lange tijd bestand zijn tegen voortdurend opwarmen en afkoelen. PROMAFOUR® en PROMASIL®-1000L platen zijn bestand tegen temperaturen tot 1000°C en hebben een brandreactieklasse A1 volgens EN 13501-1 (onbrandbaar). Zij bevatten geen bindmiddelen die de structuur van de plaat negatief beïnvloeden of die een irriterende geur afscheiden bij verhitting.
Goed af te werken PROMAFOUR® platen hebben een glad oppervlak, waardoor u ze na een eenvoudige voorbehandeling direct kunt schilderen. Dankzij de minimale werking van de plaat bij opwarming en afkoeling is het risico op barsten, microscheurtjes of vervormen tot een minimum beperkt.
Beperking van warmteverlies Door het vermogen om warmte op te nemen zorgt het PROMAFOUR® systeem voor een gelijkmatige verdeling van de warmte in uw woonkamer en geeft de haard nog warmte af nadat hij is gedoofd. Het warmteverlies beperkt u tot het minimum door uw vloer en achterwand te isoleren met PROMASIL®-1000L.
Robuust en mechanisch sterk PROMAFOUR® is een cementgebonden calciumsilicaatplaat met een volumieke massa van ca. 980 kg/m³. Een sterke, duurzame, stootvaste plaat met een uitstekende thermische stabiliteit.
Snel en eenvoudig te installeren U kan de platen eenvoudig verzagen met traditionele houtbewerkingsmachines en installeren met standaardschroeven, -nieten en hittebestendige PROMAFOUR®-GLUE 1000 lijm.
Gebruik PROMAFOUR® platen voor de omkasting en PROMASIL®-1000L platen voor de achterwandisolatie.
In het verleden werden brandproeven veelal uitgevoerd met een bepaald kunststofmateriaal (volgens NBN) en werd er vervolgens aangenomen dat de resultaten van deze proeven van toepassing waren op alle soorten kunststofleidingen.
Toch zijn niet alle kunststofleidingen identiek: wanneer men een PVC‑leiding test, kan men de testresultaten in kwestie niet zonder meer overdragen op een PP of PE‑leiding. Ook hiervoor zijn er in de Europese norm een aantal basisregels vastgelegd.
Testresultaten van proeven op PVC‑U‑leidingen gelden ook voor PVC‑C‑leidingen, terwijl testresultaten van proeven op PE‑HD‑leidingen ook gelden voor PE‑, ABS‑ en PVC‑leidingen.
Om een brand, hete rook en gassen daar te houden waar ze zijn door grenzen te creëren om hun voortplanting te stoppen, zodat er genoeg tijd overblijft voor de inzittenden om veilig te kunnen ontsnappen. Het is ook bedoeld om de brandweer tijd te geven om het gebouw te betreden, om te controleren of alle bewoners daadwerkelijk zijn vertrokken of om degenen te helpen die er niet alleen uit kunnen komen, en om vervolgens de brand zelf te bestrijden voordat deze zich naar andere compartimenten verspreidt.
Het splitsen van een gebouw in compartimenten betekent ook dat de brand- en rookschade beperkt blijft tot het compartiment dat bij de eerste brand betrokken was, terwijl de rest van het gebouw, en de eigendommen die het bevat, veilig behouden blijven.
Een nieuw woord, dat in de wereld van de passieve brandbescherming opgedoken is. In de oude NBN‑situatie komt dit woord niet zo vaak voor. Het toepassingsgebied van een brandproefresultaat volgt automatisch uit de brandproef-opstelling. Eventuele afwijkingen of uitbreidingen worden voorgelegd aan het I.S.I.B, dat als enige expert ter zake een standpunt inneemt.
In een Europese omgeving kan dat natuurlijk niet en worden er dus een aantal regels neergeschreven, die de grenzen van het toepassingsgebied voor beproefde elementen nauwkeurig vastleggen. Het NBN‑standpunt voor doorvoeringen van leidingen hield in dat de leidingen getest werden met afgesloten uiteinden aan beide zijden. Het proefresultaat gold dan voor alle toepassingen van doorvoeringen van kunststof‑ of stalen leidingen doorheen geteste wand‑ of vloertypes tot de maximaal geteste diameter.
De Europese normen hechten echter veel belang aan de wijze waarop de leidingen tijdens de brandproef afgesloten worden (men spreekt dan over "capped” of “uncapped" combinaties).
Heel wat testen zijn uitgevoerd op basis van de meest kritieke situatie (U/U). De eerste letter staat voor het al dan niet afsluiten van het uiteinde van de leiding in de oven, “capped” (uiteinde van de leiding afgedicht) of “uncapped” (uiteinde van de leiding open). De tweede letter staat voor het al dan niet afsluiten van het uiteinde van de leiding aan de niet‑blootgestelde zijde tijdens de brandproef. De experten ebben namelijk geoordeeld dat de wijze van afsluiten invloed heeft op de hittestroom in de leiding tijdens de brandproef en maken een onderscheid tussen open leidingen (vb. regenpijpen) en al dan niet geventileerde afvalwaterleidingen.
Voor alle details hieromtrent verwijzen wij naar het WTCB contact 2016/3.
Systemen die, eenmaal correct gemonteerd, de mogelijkheid hebben om de temperatuurstijging aan de andere kant te beperken en de doorgang van vuur en hete rook voor een bepaalde periode te voorkomen, volgens de lokale regelgeving, specifieke testnormen en onder gedefinieerde brandscenario's.
De ontwerper begrijpt de regelgeving of de classificatie en/of testresultaten van de oplossing niet volledig.
De ontwerper mist enkele zwakke punten, zoals: doorvoeringen, aansluitingen, elektrische apparatuur in het compartiment, afmetingen die groter zijn dan het maximum dat voor het specifieke compartiment is toegestaan, omgevingsomstandigheden, enz.
De ontwerper is zich niet bewust van of onderschat de grens van de toepasbaarheid of het toepassingsgebied van de gekozen oplossing.
De ontwerper heeft geen holistische benadering en houdt geen rekening met de uiteindelijke omgeving: de gebruiksomstandigheden (bijvoorbeeld kinderen die muren in een school beschadigen, of de noodzaak van frequente reiniging in een ziekenhuis, etc.), vochtigheid, mechanische weerstand, akoestische prestaties, etc.
Het niet toepassen van de procedures die in de classificatierapporten / testrapporten zijn geschreven of het negeren van de instructies van de leverancier.
Ontbreken van het beveiligen van de zwakke punten: kabeldoorvoeringen, hoeken, deuren, aansluitingen, inspectieluiken, enz.
Gebruik van verkeerde materialen en/of afmetingen ("gebruik de juiste platen of beschermingsmaterialen met de juiste accessoires")
Niet alleen het product zelf, maar ook alle bijbehorende accessoires (zoals schroeven die bij platen horen) zijn belangrijk. Promat biedt een breed scala aan oplossingen voor elke toepassing.
Meestal kunt u begeleiding krijgen van gespecialiseerde studiebureaus, brandweerexperts en, in sommige landen, van de plaatselijke brandweer.
Onze Area Sales Managers kunnen u ook helpen. Aarzel niet om uw lokale technische verkoopteam om advies te vragen.
Indien een staalconstructie beschermd moet worden, gaat men op de volgende manier te werk:
Op basis van de betrokken reglementering of de aanwijzingen van de preventiediensten van de brandweer bepaalt men de vereiste brandweerstand van de draagstructuur.
Men stelt een lijst op van alle gebruikte profielen waarbij men vermeldt of het gaat om een kolom of een ligger, een driezijdige of vierzijdige omkasting met vermelding van de kritieke staaltemperatuur.
Men leidt de noodzakelijke dikte van de bekledingsplaat af uit de verder opgegeven tabellen (blz. 8 en volgende in het Handboek 12.1).
Voor de profieltypes, die niet in deze tabellen werden opgegeven, bepaalt men de profielfactor Am/V en zoekt men in de tabellen welke beschermingsdikte er moet worden toegepast.
Promat beschikt over een computerprogramma dat deze berekeningen voor u automatisch uitvoert. Raadpleeg hiervoor ons Technical Excellence Centre.
Wanneer een houten element aan brand wordt blootgesteld, begint het materiaal aan het oppervlak te branden. Geleidelijk aan wordt er een laagje houtskool (verbrand hout) opgebouwd. In de loop van de tijd wordt de laag houtskool dikker en neemt de resterende dwarsdoorsnede van het hout af. De snelheid van dit proces hangt vooral af van de houtsoort en de vochtigheidsgraad (vochtgehalte).
Een laag niet-verkoold hout van ca. 5 mm is in staat om de hoge brandtemperatuur te reduceren tot een temperatuur van ca. 100°C. Maar hout zal inbranden. De inbrandsnelheid van hout is afhankelijk van de volumieke massa. Vurenhout brandt in met een snelheid van ca. 40 mm per uur, hardhout - dat een hogere volumieke massa bezit - met een snelheid van ca. 30 mm per uur.
De resterende doorsnede moet de mechanische belasting van de constructie kunnen dragen. Bovendien is een kleine zone van deze onverbrande doorsnede net onder de houtskool zo heet dat deze geen kracht meer heeft.
Het afremmen van de verwarming en de verkoling van het hout is de sleutel tot het vergroten van de brandwerendheid van het hout. Een brandwerend materiaal werkt op twee manieren:
- In plaats van onmiddellijk te beginnen, wordt de vorming van een koollaag uitgesteld.
- Zodra de houtskool zich begint te vormen, wordt dit proces vertraagd. Met deze twee gunstige effecten kan de brandwerendheid van het houtelement worden verlengd om te voldoen aan de vereiste brandwerendheidstijd.
Het is algemeen bekend dat de mechanische eigenschappen van staal bij verhitting aanzienlijk verminderen. Bij een verhitting tot 400 °C (673 K) wordt de elasticiteitsgrens teruggebracht tot ca. 60% van haar oorspronkelijke waarde. Het is dan ook begrijpelijk dat een belaste staalconstructie deze belasting bij blootstelling aan hitte op een zeker ogenblik niet meer kan dragen en zal bezwijken. De temperatuur waarop dit fenomeen zich voordoet, noemt men de kritieke temperatuur. Deze temperatuur zal des te hoger liggen, naarmate de aanvankelijke belasting geringer is. De kritieke temperatuur hangt af van verscheidene factoren maar hoofdzakelijk van de benuttingsgraad van de spanning en van de aard van deze spanning (trek, druk, buiging, enz.). Hierover vindt men meer informatie in de Eurocode voor staal (EN 1993 – deel 1-2).
Het aanbrengen van een PROMATECT®-H of van een PROMATECT®-L bekleding rondom een staalconstructie zal een vertragend effect hebben op de verhitting van het staal en zo de brandweerstand van de constructie verlengen.
Het smeltpunt van constructiestaal wordt tijdens een brand nooit bereikt, maar het verliest wel zijn sterkte bij verhitting. Vanaf een temperatuur van ongeveer 400°C loopt het vermogen van een staalprofiel om belasting op te nemen aanzienlijk terug. Hoe meer de draagcapaciteit van het profiel is benut, hoe lager de bezwijktemperatuur. De constructeur bepaalt deze kritieke staaltemperatuur. Wij hanteren doorgaans de waarden die in de publicatie “Veilige waarden voor de kritieke staaltemperatuur bij ontwerp en aanbesteding” van “Bouwen met Staal” staan of de vermelde temperaturen in de Nationale bijlage van de EN 1993-1-2, als er geen kritieke staaltemperatuur is opgegeven.
U beschermt de staalprofielen in uw project door onze brandwerende platen, verf en/of mortel toe te passen in een dikte die is afgestemd op deze staaltemperaturen. Zo voorkomt u dat de profielen voortijdig bezwijken en vult u op een veilige manier de verlangde brandwerendheidseis in!