Opbouw:
1. PROMATECT®-L500 platen met een totale beschermingsdikte van d = 70 mm. De platen worden aangebracht in 2 lagen. De binnenste plaatlaag heeft een dikte van d = 20 mm, de buitenste plaatlaag heeft een dikte van d = 50 mm.
2. De platen worden onderling bevestigd met Promat®-GLUE K84 in combinatie met (a) stalen nieten, l = 40 mm (binnenste plaatlaag) en 70 mm (buitenste plaatlaag) (diameter 1,53 mm), aangebracht met een maximale tussenafstand van 100 mm of (b) stalen schroeven, l = 40 mm (binnenste plaatlaag) en 70 mm (buitenste plaatlaag) (diameter min. 5 mm), aangebracht met een maximale tussenafstand van 150 mm.
3. De voegen tussen de beide plaatlagen verspringen over een afstand van ongeveer 60 mm. De platen worden ter hoogte van de voegen aan elkaar bevestigd met Promat®-GLUE K84 in combinatie met stalen nieten, l = 70 mm (diameter 1,53 mm) aangebracht met een maximale tussenafstand van 100 mm.
4. Elektriciteitskabels aangebracht in (niet)-geperforeerde kabelbanen of kabelladders. De kabelbanen of -ladders moeten om de 1200 mm ondersteund worden door een strook PROMATECT®-L500 van 100 mm x 20 mm.
5. Onbeschermd ophangsysteem bestaande uit stalen profielen (minimaal 25 x 45 x 25 mm, materiaaldikte minimaal 3 mm) en stalen draadstangen (minimaal M8). De draagprofielen bevinden zich op maximaal 50 mm van een voeg tussen twee opeenvolgende calciumsilicaatplaten en zijn maximaal 1200 mm van elkaar verwijderd.